Innovatie is de bron van alle vooruitgang, en het is daarom goed dat de overheid innovatie probeert te stimuleren. En het is vreemd dat we de belangrijkste les uit de economische wetenschap op dit gebied meestal vergeten: innovatie vereist dat verouderde bedrijven kopje onder kunnen gaan. Dit model van innovatie staat bekend als creative destruction. De term is van Joseph Schumpeter, uit 1942. Of eigenlijk moet ik schöpferische Zerstörung zeggen, want Schumpeter schreef toen nog in het Duits. En bovendien had hij het concept geleend van Karl Marx, en die weer van Hegel – allebei Duitsers.

Maar goed. Creative destruction dus. Creatieve destructie. Scheppende vernietiging. Vooruitgang doordat het betere nieuwe het verkalkte oude vervangt. Het is een model dat de laatste decennia weer populair is geworden. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw dachten we nog dat innovatie uit de laboratoria van Philips en Shell kwam, maar sinds Silicon Valley weten we beter. Innovatie komt van nieuwkomers, uit garageboxen. En innovatie maakt slachtoffers. Apple stootte Nokia van de troon, Netflix betekende het einde van Blockbusters en andere videotheken.

Het scheppende springt het meest in het oog, maar ook de vernietiging is een wezenlijk element van innovatie. Natuurlijk is het vervelend voor de betrokken werknemers en investeerders, maar het heeft toch vooral positieve kanten. Allerlei “oude vormen en gedachten” worden opgeruimd. Vastgoed en inventaris is in één keer afgeschreven en komt vaak voor een prikje op de markt. En hetzelfde geldt eigenlijk voor de werknemers: talent dat anders nooit naar een andere baan had omgekeken, is nu weer beschikbaar.

Het vernietigde is dus niet alleen een gevolg van innovatie; het kan er ook weer een oorzaak van zijn. Of op zijn minst een voedingsbodem.

De dynamiek van creatieve destructie bestaat alleen in een marktomgeving waarin bedrijven ook echt het loodje kunnen leggen. Bij de overheid wordt ook heus wel gecreëerd, maar er wordt slechts zelden iets vernietigd. Al het oude wordt meegesleept, dus innovatie betekent altijd omscholing, herplaatsing, migratietrajecten en cultuurveranderingsprogramma’s. Als je niet uitkijkt komt er alleen maar bij, en gaat er nooit iets af.

Ook in de financiële en zakelijke dienstverlening is er weinig destructie. De drie grote banken, de vier zorgverzekeraars, de vier grote accountantsfirma’s – ze zijn allemaal too big to fail. De maatschappelijke gevolgen van een faillissement zouden veel te groot zijn. Ook hier wordt veel geschiedenis meegesleept. Honderdduizenden regels COBOL-code, die steeds minder mensen kunnen lezen, laat staan onderhouden. Schandalen. Lijken in de kast. Langlopende contracten waar je nu nooit meer aan zou beginnen. Normen en waarden uit de vorige eeuw. En toch blijven deze dinosaurussen vrij eenvoudig overeind tegen de jonge, frisse uitdagers met gloednieuwe ideeën en dito IT-systemen, want alle kaarten zijn geschud in het voordeel van de gevestigde orde. Dat is fijn voor de mensen die er werken, maar slecht voor de innovatie.

Een beleid om banken en verzekeraars wat vaker failliet te laten gaan, dat zou een goed innovatiebeleid zijn. Maar iets zegt me dat daar weinig politiek draagvlak voor is.

Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.